Groene handel voor iedereen
Inleiding
Wereldwijd kreeg het handelsbeleid de laatste 20 jaar veel kritiek van politici. Dit is begrijpelijk. In een tijdperk waar economische globalisering heeft geleid tot fundamentele en onvermijdelijke onderlinge verbinding, kan ondoordachte handelspolitiek leiden tot ernstige maatschappelijke en ecologische problemen.
De globalisering zorgde voor een onhoudbaar niveau van geconcentreerde welvaart en ongelijkheid, wat zich vertaald heeft in negatieve concurrentie tussen werknemers, regio’s en beleidskeuzes. Besluitvormingsprocessen worden ondoorzichtiger en multinationale ondernemingen krijgen steeds meer macht om gemeenschappelijke normen op te stellen, wat van invloed is op kwesties van algemeen openbaar belang. Hierdoor wordt globalisatie in zijn huidige vorm terecht beschouwd als een bedreiging voor de democratie.
Als Groenen in het Europees Parlement waren wij betrokken bij alle recente conflicten omtrent het Europese handelsbeleid. We verzetten ons tegen de “Mandelson-doctrine” van 2006 (Global Europe), die handel onvoorwaardelijk wilde openstellen voor de onbelemmerde werking van de vrije markt. In 2010 waren de Groenen enigszins opgelucht over de “De Gucht-doctrine” die ten minste erkende dat politici niet zo naïef zijn om te geloven dat vrije markten zorgen voor eerlijkheid. De “Malmström-doctrine” van 2015 – dat handelsbeleid gebaseerd moet zijn op waarden die verder gaan dan rendement en economische groei – is voorzichtig optimistisch onthaald door de Groenen. Maar we wachten nog op bewijs dat het meer is dan gebakken lucht en de verandering zich ook daadwerkelijk politiek zal vertalen.
De wereld waarin handel plaatsvindt, verandert heel snel. We weten intussen dat grondstoffen eindig zijn en ecosystemen een herstellend en aanpassend vermogen hebben. Maar de globalisering jaagt nog steeds een economisch model aan dat twee keer zoveel grondstoffen gebruikt als de planeet kan verstrekken. Tegelijkertijd bieden het Akkoord van Parijs en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN (Agenda 2030) internationaal afgesproken ijkpunten waartegen de vooruitgang naar toekomstbestendige ontwikkeling kan worden afgemeten.
In deze context is een handelsbeleid op basis van hoge wereldwijde input van materiaal en lage wereldwijde output van menselijk welzijn niet langer een optie. Voor de Groenen is dit het moment om de functie van handel in een mondiale economie te heroverwegen. De Groenen staan open voor de wereld; de wereld en onze planeet zijn ons politieke podium. Internationale handel is niet onze vijand. Maar het handelsbeleid moet gegrond zijn op een stevige visie van sociaal-ecologische rechtvaardigheid van economische beleidslijnen.
Het overkoepelende doel van een groen handelsbeleid is dat handel voorziet in een maximaal welzijn voor de mens met minimaal gebruik van energie en grondstoffen. Hiervoor is een herinrichting van het mondiale handelssysteem nodig, waarbij ecosystemen de kans krijgen om zich te herstellen, werkgelegenheid van hoge kwaliteit is en het milieu in binnen- en buitenland wordt beschermd. Een dergelijke systematische verandering moet stevig gegrond zijn op een beginsel dat de waardigheid en rechten van alle mensen respecteert, met een duidelijk genderperspectief, en dat niet ten koste gaat van andere soorten waarmee we de planeet delen.
Een groen handelsbeleid toont de eerste moedige stappen naar een meer ecologische visie op handel. Dergelijke stappen moeten zoveel mogelijk op multilateraal niveau worden gezet. Zoals voorstellen om de huidige regels van het wereldhandelssysteem zoals opgesteld door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) te veranderen.