en | nl | fr | lt | de
NULL
News |

6 redenen om ggo’s te verbieden in Europa

Op vrijdag 14 oktober stemt waarschijnlijk het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders - een groep experten die namens de lidstaten en de Commissie besluiten voorbereiden -  over de hernieuwing van de autorisatie van drie genetisch gewijzigde maïssoorten: de welbekende MON810 van Monsanto (resistent tegen de bij ons amper voorkomende stengelboorder door het produceren van toxines), de BT11 maïs van Syngenta (die de Bacillus thuringiensis produceert, een gif tegen de stengelboorder, en resistent is voor verschillende herbiciden) en Duponts maïs TC1507 (ook resistent tegen de stengelboorder en verschillende herbiciden).

Tot voor kort was er weinig discussie over de toelating van ggo’s in dit Permanent Comité: nooit werd een gekwalificeerde meerderheid voor gevonden. Er was dus een jarenlange patstelling.  Maar vorig jaar is de situatie veranderd en kunnen lidstaten individueel kiezen voor een ‘opt out’: ze kunnen een ggo op het eigen grondgebied verbieden, ook al is die officieel door de Europese Unie toegelaten. De groenen en vele anderen waren niet voor deze hernationalisering van echt Europese materie. Want wat voorspeld werd (ook door de biotech-industrie) lijkt nu bewaarheid: lidstaten die tegen ggo’s zijn, stellen zich ‘flexibeler’ op inzake toelating op Europees niveau en stemmen voor.

Maar als lidstaten goede redenen hebben om ggo’s op hun eigen grondgebied te verbieden, zouden ze eigenlijk dat verbod ook op Europees niveau moeten verdedigen.

Het lijkt alleszins onvergeeflijk om nu voor een hernieuwde toelating van deze 3 maïssoorten te stemmen. En dit zijn de redenen waarom dat géén goed idee is:

1. Burgers willen geen ggo’s

De laatste Eurobarometer over biotechnologie is duidelijk: de meerderheid van de burgers wil geen ggo’s.

54% denkt dat ggo’s niet veilig zijn voor henzelf en hun familie (slechts 30% gelooft dat ze veilig zijn). 58% vindt ze niet veilig voor toekomstige generaties. Dat alleen zou al voldoende moeten zijn om ggo’s in Europa te verbieden, zowel in veevoeders als op het veld. Burgers hebben het recht om te beslissen welke technologieën worden gebruikt in hun samenleving.

Het verschil tussen lidstaten wordt vaak aangehaald als een goede reden om ggo’s net niet te verbieden: ‘Als sommige lidstaten ggo’s willen, laat dat dan’. Alleen, in niet 1 enkele lidstaat is het percentage burgers dat erop vertrouwt dat ggo’s veilig zijn hoger dan wie er wantrouwig tegenover staat. Zelfs in Spanje, waar 90% van de maïsteelt genetisch gewijzigd is, is de groep tegen ggo’s 15% groter dan de groep voor ggo’s.

Het is de taak van de EU om het milieu en de volksgezondheid te beschermen; de Europese Commissie en de lidstaten zouden dat in het licht van het Brexit-debacle best niet vergeten.

2. Biotechnologieën laten de privatisering van leven toe

Het gebruik van transgenese en - eigenlijk - de meeste moderne biotechnologieën, maken het mogelijk dat een bepaalde gemodificeerde resultante wordt gepatenteerd. Dat betekent dat de ggo-gewassen op onze velden, hun zaden en de daaruit voortkomende voeders of voedselproducten allemaal eigendom zijn van de agro-industriële reuzen als Monsanto, Syngenta en Dupont. De gewassen op onze akkers worden al jaren stelselmatig geprivatiseerd.

Hierdoor wordt het leven zélf geprivatiseerd en wordt de natuur gemonopoliseerd door een handvol agrochemische bedrijven. De privatisering van ons voedsel omwille van private belangen is een ronduit gevaarlijke trend voor voedselsoevereiniteit.

Patenten kunnen leiden tot hogere prijzen en verdere concentratie van een al zeer geconcentreerde markt. Ze remmen ook het verder kweken en veredelen af, de zaadvermeerdering, én ze benadelen de kleinschalige zaadproductiehuizen en boeren.

3. Co-existentie tussen ggo-velden en niet-ggo-velden is onmogelijk

Het is essentieel dat bepaalde boeren kunnen kiezen voor ggo-vrije landbouw. Zeker biologische boeren (toch een aanzienlijk groeiende sector) zijn vragende partij, aangezien contaminatie met ggo-gewassen leidt tot decertificering (ze kunnen hun producten dan niet langer als biologisch verkopen). In de VS bijvoorbeeld is dit een zeer groot probleem.

Stuifmeel stopt namelijk niet aan de grens van een veld (ook niet aan de landsgrenzen trouwens). Co-extra, een Europees wetenschappelijk programma, bewees in 2009 dat het onmogelijk is om het overwaaien van genetisch gewijzigde genen naar niet genetisch gewijzigde gewassen tegen te gaan als hetzelfde gewas in dezelfde streek geteeld wordt[1]. Dat betekent dat als genetisch gewijzigde maïs in een bepaalde streek wordt geteeld, het onmogelijk is voor biologische en conventionele boeren om ggo-vrije maïs te telen in dezelfde zone.

Dat is niet alleen oneerlijk, maar economisch ook ongezond, gezien Europa geniet van zijn wereldwijde status van leverancier van niet-ggo voedsel en voeder.

4. Ggo’s telen impliceert meer pesticiden in onze leefomgeving.

De 3 ggo’s die wachten op hernieuwing produceren elk hun eigen pesticide (Bt-toxine) tegen de stengelboorder. Geen enkele reden - in theorie -  dus om ze nog te besproeien. Maar insecten worden wel constant blootgesteld aan het gif, aangezien de plant het continu aanmaakt. Dus ook het hele ecosysteem is eraan blootgesteld.

Ook bio-boeren gebruiken eerder spaarzaam Bt toxine, alleen is dat niet continu in de leefomgeving aanwezig, waardoor resistentie zich niet ontwikkelt. Als plagen systematisch met Bt worden bestreden, wat veelal jaar in jaar uit op monoculturen in industriële landbouw het geval is, ontwikkelt zich resistentie. Hierdoor worden de genetisch gewijzigde gewassen nutteloos, maar zijn bio-boeren ook hun plaagbestrijdingsmiddel kwijt.

Twee van de voormelde gg-maïs variëteiten zijn ook resistent tegen een aantal herbiciden (waaronder glyfosaat). Ze werden dus ontwikkeld om samen met deze chemische bestrijding te kunnen worden gebruikt. Er bestaat vandaag voldoende bewijs dat de teelt van herbicide-resistente gg-planten wereldwijd leidt tot een toename van het gebruik van herbiciden[2].

Deze genetisch gewijzigde maïs toelaten in Europa, betekent op termijn ook toelaten van nog meer schadelijke chemische producten in onze bodems, in de lucht en in het water.

5. Superonkruiden krijgen de bovenhand

Het wordt steeds duidelijker dat superonkruiden afstammen van genetisch gewijzigde gewassen die herbicide-tolerant zijn gemaakt en werden ingekruist met wilde variëteiten. Deze hybriden, die ook herbicide-resistent zijn, zijn daardoor enkel onder controle te houden door nog gevaarlijkere pesticiden te gebruiken.

Een van de belangrijkste argumenten om gg-maïs toe te laten was net dat er niet met wilde variëteiten zou gekruist worden, waardoor het risico op besmetting in de natuur beperkt zou blijven.

Er duikt vandaag bewijs op dat Teosinte, de voorloper van de gecultiveerde maïs, al sinds 2009 in Spanje voorkomt. Het is algemeen bekend dat teosinte populaties ontvankelijk zijn voor transgenetisch DNA. In bepaalde regio’s in Spanje wordt de MON810 maïs op grote schaal geteeld en daar blijkt teosinte voor problemen te zorgen. De genen kunnen overgaan naar de teosinte, waardoor het zelf Bt-toxine kan produceren. Teosinte en maïs-hybriden worden hierdoor sterker dan de oorspronkelijke teosinte plant. Dit scenario houdt gigantische risico’s in voor boeren en voor het leefmilieu.

Alleen al het feit dat het gemodificeerde gen van teosinte een ‘superonkruid’ maakt dat veel resistenter is dan haar natuurlijke versie, en dus, nog moeilijker te bestrijden, is problematisch.

6. Er zijn alternatieven!

De drie genetisch gewijzigde maïssoorten bieden de consument per definitie geen enkel voordeel: ze zijn niet gezonder, ze zijn niet goedkoper. Ze zijn voor boeren zogezegd makkelijker te telen, maar ze vernietigen de bodemvruchtbaarheid en de biodiversiteit op lange termijn. De zogezegde voordelen van ggo-landbouw zijn - als ze er al zijn - eerder van korte duur. 

Er bestaan effectieve en efficiënte alternatieven (zie bijlage bij de brief) die uitvoerig zijn beschreven in het debat rond glyfosaat. Het gaat om combinaties van mechanische, fysische en biologische technieken - vooral gebruikt in de bio-landbouw - zoals vruchtwisseling, valse zaaibedden, mulchen, combinatieteelten (onder- en bovengewas), oppervlakkige grondbewerking, rolschoffelen of thermische behandeling.

Om maïs te beschermen tegen de stengelboorder, is regelmatige vruchtwisseling de beste methode, veel efficiënter dan chemische bestrijding[3]. Natuurlijke insecticiden (zoals de niet-gemodificeerde Bacillus thuringiensis bijvoorbeeld) of bestrijdingsmiddelen met een laag risico, hebben een even bevredigend resultaat. Volgens de principes van Integrated Pest Management (IPM) wordt het gebruik van dit soort middelen alleen als laatste redmiddel ingezet.

Dat is verstandig landbouwbeleid in het algemeen belang, in plaats van de ‘biotechnologische snelle technofix’, die eerder gebaseerd is op de korte termijn winsten voor agrochemische bedrijven.  

___________________

[1] Genetically modified and non-genetically modified food supply chains - Co-existence and traceability, 2013, Yves Bertheau

[2] Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact, 2016, Sylvie Bonny

[3] Bianchi et al, 2006, Sustainable pest regulation in agricultural landscapes: a review on landscape composition,

biodiversity and natural pest control, http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1634792/

also http://theconversation.com/as-biodiversity-declines-on-corn-farms-pest-problems-grow-45477

also http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1634792/

 

Recommended

Press release
Press release
Covid-19 vaccine/ CC0 Hakan Nural
Covid-19 vaccine/ CC0 Hakan Nural

Please share